De titel van de overweging
Twee vrouwen staan aan het begin van het Lucas-evangelie: Elisabeth en Maria, beiden zijn ze eigenlijk onvruchtbaar. Twee aanstaande moeders, maar hoe verschillend is hun situatie, de een is bejaard, haar gezicht is gerimpeld, haar gestalte gebogen, zij is getekend door het leven, wijsheid straalt uit haar ogen. De andere vrouw is nu zogenaamd bijna een kind. Haar huid is glad en ze loopt kaarsrecht, heeft haar blik op oneindig staan.
Aan de ene kant de oudere vrouw, wier gezicht gerijpt is in verdriet en teleurstelling. Aan de andere kant dat jonge nog breekbare meisje. Beiden in blijde verwachting. Daarin zijn ze helemaal samen. Bij de een komt het kind bijna te laat (ze droeg al de smaad van een onvruchtbare), bij de ander komt het kind veel te vroeg (zij draagt de smaad van een ongehuwde moeder). Een historisch moment. Rembrandt heeft die ontmoeting verscheidene malen geschilderd. Ik herinner me een heel menselijke afbeelding: een omhelzing, zoals een oude lieve tante die een dierbaar familielid begroet, haar armen om het tengere figuurtje heen: kind toch! Het is alsof ze bij elkaar schuilen tegen een harde wereld en tegen al die mensen die altijd wat te zeggen hebben. Want gek is het: die oude priestervrouw, - en dan op haar leeftijd, belachelijk gewoon!
Dat jonge, ongetrouwde meisje, schandalig gewoon! Ik herinner me ook een andere afbeelding. Daar is het een ontmoeting tussen twee Oosterse vorstinnen. Ik weet niet welke afbeelding ik het mooist vind. Maar het tweede beeld past beter bij het verhaal van Lucas. Want het is voor hem een groots moment dat deze twee vrouwen elkaar ontmoeten en elkaars verwachting delen. Beiden dragen ze de toekomst van God in zich. Elisabeth die zó bewogen is dat haar kind meebeweegt in haar schoot. En Maria begint dan te spreken, een hele lofzang vol: ‘Mijn ziel prijst hoog de Heer, een hemels Magnificat wordt geboren. Woorden die de kerk de eeuwen door heeft nagezongen, vesper na vesper. Elisabeth is de eerst die het te horen krijgt. Maria rijgt de woorden van oude profeten aan elkaar en zingt haar bevrijdingslied.
Wie is ze dan toch, die Maria? Over haar vinden we grootse beelden in vele variaties, van hemelsblauw tot klatergoud. Het gelovige meisje dat schuchter naar de boodschap van de engel luistert, de trotse moeder in de stal, met herders en wijzen aan haar voeten. De Mater Dolorosa met de Zoon, haar Kind, dood in haar armen. Maria, de koningin met duizend erenamen. Als milde voorspraak staat ze daar, omgeven door tal van kaarsen. Maria, de gezegende onder de vrouwen. Maria, Ark van het Verbond, Deur van de hemel, gouden huis, troosteres van de bedroefden, morgenster!
Vanavond krijgen we een ander beeld van Maria voorgeschoteld: Zie Maria staan in het huis van Elisabeth. Recht overeind, het vuur schiet uit haar ogen, de woorden schallen uit haar mond, Het is één en al kracht wat ze zegt en zingt haar Magnificat. Het lied, haar Magnificat, klinkt als een strijdlied, als een golf van medelijden. Haar lied geeft kleine mensen hoop. In dit lied is God tegen niemand, maar kiest wel de kant van de kleinen. Maria's lied is vol gelijkheid. Het klinkt in een wereld, waarin nog zoveel moed gebeuren.
God luistert naar de onderdrukten en Maria vraagt de onderdrukkers daar rekening mee te houden! Stel je voor, dat jouw moeder je al vóór je geboorte met zo'n lied begroet en je later met dit lied in slaap wiegt. Jezus moet veel meer van haar hebben geleerd dan we vermoeden. Het is het licht in haar ogen dat oplicht in de ogen van Hem. Maria's lied is een strijdlied. In de eerste lezing horen wij vanavond over een vrouw ‘bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood’. Maar toch is het déze vrouw die de draken van deze wereld kan verslaan. Het beeld van de strijdende vrouw is het beeld van de geschiedenis van God met de mensen. Deze geschiedenis staat vaak dwars op de geschiedenis van mensen.
Het is het verhaal van het mosterdzaadje, het verhaal van kleine beetje gist, van de graankorrel in de donkere aarde. Het is het verhaal van een kind in een voerbak. De geschiedenis van God is ook de geschiedenis van een onbekend meisje, geboren in een uithoek van de wereld, in een gehucht dat nog met krantenpapier is dichtgeplakt: Maria, het meisje uit Nazareth: ‘Zie de dienstmaagd des Heren en God heeft mij neergezien op de kleinheid van zijn dienstmaagd.
Al die grote bluffers, mensen met een hoge pet op van zichzelf, mensen met zwaarwichtige titels en rangen: ze zijn voor God eigenlijk maar klein en onbeduidend. Dat kan Maria zeggen, want ze ziet met eigen ogen hoe machtigen kapotgaan aan eigenwaan, hoe rijken verstikken in hun eigen leegte. Zelfs geweld gaat kapot aan geweld. De geschiedenis laat zien hoe machtige vorstenhuizen en keizerlijke paleizen steen voor steen zijn afgebroken.
Maria, als kind van haar volk, wist hoe Gods revolutie gestalte krijgt in kleinen en geringen. En dan vloeien de beelden, als in een visioen, ineen. Wat de Eeuwige met de wereld doet, is geen statisch gebeuren. Een vrouw die de woestijn in vlucht, kan het beeld zijn van een kerk die verdwijnt in de catacomben, of moet vertoeven in een wereld, waarin haar stem nog nauwelijks wordt gehoord, zoals men tevergeefs kan roepen in die eindeloze Sahara. "Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw Woord. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons zijn intrek genomen".
Maria heeft het niet altijd gemakkelijk gehad, ook niet als moeder. Het gerucht dat haar kind onwettig was, blijft haar achtervolgen (Lucas 3:23 en Johannes 8:4) Maar ze bleef trouw aan haar intuïtie en haar roeping. Haar Zoon zal de wereld veranderen, daarin blijft ze geloven. Soms, zoals op de bruiloft van Kana, schijnt ze te hard van stapel te lopen. Jezus zegt haar dat zijn tijd nog niet gekomen is. Maar ze is er zeker van dat die tijd zal komen. Ze leefde eigenlijk al in die tijd. Ze is ons vooruit. Dat is wat wij met haar Tenhemelopneming vieren: dat zij haar tijd vooruit is. Maria is zozeer een deel geworden van Jezus' leven dat zij er nu ten volle deel van uitmaakt. Haar is niets onthouden, omdat zij zelf niets aan God onthield! Zo is zij uitgegroeid tot een strijdbare vrouw. En let u eens op het feit dat de geloofsbelijdenis van Maria begint met een bijzonder simpel gegeven. Maria spoedde zich door 't bergland naar haar nicht Elisabeth die ook een kind verwacht. Gods revolutie begint blijkbaar niet in grote woorden, maar waar mensen elkaar van dienst willen zijn, is Gods revolutie blijkbaar al begonnen!
Ambro Bakker s.m.a.